donderdag 10 juni 2010

Epstein en Axtell

Waarschijnlijk hebt u nog nooit wakker gelegen van een computersimulatie. Waarom zou u ook? Computersimulaties zijn abstracties. De werkelijkheid is altijd complexer, en bezaaid met factoren die een beslissende rol spelen, maar die in simulaties achterwege worden gelaten. Toch is er één computersimulatie die ik op zijn minst schokkend vind. Zo schokkend, dat ik mijn vader er nooit over heb durven vertellen. Zo schokkend ook, dat ik het er tijdens lezingen of lessen liever niet over heb. Maar sinds vandaag is het bespreekbaar. Sinds vandaag is namelijk duidelijk dat meer dan een miljoen Nederlanders geen enkele moeite heeft met een lijsttrekker die spreekt van “kopvoddentax”. Sinds vandaag weten we dat in de beslotenheid van het stemhokje meer dan een miljoen mensen niet schroomt om te stemmen op een man die ontoelaatbaar schoffeert: “Sorry, van jullie Marokkanen is niet zes procent crimineel. Nee, haha, zeven procent is crimineel!” Dus sinds vandaag mogen we de segregatie van onze samenleving bespreken. Wellicht hebben we sinds vandaag zelfs de plicht om dit te doen.

Josh Epstein en Robert Axtell voerden een zeer leerzame reeks computersimulaties uit. De resultaten beschreven ze in het boek Growing Artificial Societies: Social Science from the Bottom up. Hun simulaties van de sociale werkelijkheid zijn doodsimpel, en juist daardoor zo onthutsend en intellectueel uitdagend.
Neem een vierkant ruitjespapier met 2500 hokjes (50x50 hokjes). Neem twee kleurpotloden, zeg een rode en een blauwe. Kleur nu lukraak hokjes rood of blauw en laat ongeveer 500 hokjes wit. U bent nu waarschijnlijk al enige tijd aan het kleuren, en vandaar dat Epstein en Axtell de computer gebruikten voor dit proces.
Vervolgens voeren we een regel in op grond waarvan we rode en blauwe hokjes verplaatsen:
Verplaats een hokje naar de dichtstbijzijnde open plek als minder dan 25 procent van de buren dezelfde kleur heeft. De kleur van de overige 75 procent van de buren doet er niet toe. Zolang er ten minste een kwart gelijkgekleurden is, wordt een hokje niet verplaatst. Maar wordt het percentage nog lager, dan laten we een hokje verhuizen.
Dit proces is met de hand lastig uit te voeren, maar u begrijpt wat er moet gebeuren. Rode hokjes met minder dan 25 procent rode buren worden opgepakt en ergens anders neergezet. En dit proces wordt een aantal ronden, voor alle hokjes herhaald.
Wat blijkt? Zelfs met deze bescheiden voorkeur voor gelijkgekleurden is na een paar ronden de verdeling van rode en blauwe hokjes over het ruitjespapier al niet meer willekeurig. Epstein en Axtell zagen al milde vormen van kleurscheiding ontstaan. En let op, de regel is zeer tolerant geformuleerd. Rode hokjes worden niet verplaatst omdat ze een afkeer hebben van blauwe hokjes. Nee, rode hokjes worden verplaatst omdat ze ten minste 25 procent andere rode hokjes om zich heen willen hebben. 25 procent van de omringende hokjes moet ons soort hokjes zijn, zeg maar. Je wilt toch geen volslagen vreemde zijn in je eigen wijk?
Vervolgens verfijnden Epstein en Axtell hun model. Hokjes kregen niet langer een vaste tolerantiegrens toegekend. De percentages verschilden per hokje, en lagen ergens tussen 25 en 50 procent in. De meest tolerante hokjes verhuisden als minder dan 25 procent van de buren gelijkgekleurd was. De minst tolerante hokjes verhuisden al als niet ten minste de helft (50 procent) van de buren dezelfde kleur had. Alle andere hokjes verhuisden bij een percentage ergens tussen de 25 en 50 procent.
Epstein en Axtell rekenden dit model door. De uitkomst vind ik iedere keer weer spectaculair. Na een aantal rekenrondes (zie de afbeelding hieronder) zijn de kleuren strikt gesegregeerd. Rood bij rood, blauw bij blauw. Ons soort hokjes, bij ons soort hokjes.

Dus zelfs al bij een op zich begrijpelijke wens om in een buurt te wonen waar tussen de 25 en 50 procent dezelfde kleur heeft, ontstaat op den duur een streng gesegregeerde samenleving. Doordenk op basis van deze computersimulatie eens de volgende vragen:

• Wat gebeurt er als we de regel formuleren op basis van angst: een hokje verhuist zodra 25 procent van de buren een andere kleur heeft?
• Wat gebeurt er als we hokjes via radio, kranten en televisie de indruk geven dat er heel veel anders gekleurde hokjes om hen heen wonen? Anders gekleurde hokjes waar ze bang voor moeten zijn? Wat zou dat voor het stemgedrag van hokjes betekenen?
• Wat gebeurt er als we hokjes via nieuwe media en technologie de mogelijkheid geven om met een paar muisklikken te verhuizen van de ene naar de andere groep? Hoeveel diversiteit zal er dan nog binnen sociale groepen (op het internet) zijn?
• Wat gebeurt er als blanke mannelijke hokjes alleen in managementteams met ten minste 50 procent blanke mannelijke hokjes willen zitten?
• Hoe ziet een samenleving eruit waar mensen zich al tolerant noemen als ze één anders gekleurd hokje onder hun beste vrienden hebben, of als zij hun buurhokje tolereren die toch echt een heel andere kleur heeft?

De computersimulaties van Epstein en Axtell zijn een opdracht voor intellectueel Nederland, van beleidsmakers en columnisten, tot bestuurders en onderwijzenden: Hoe krijgen we hokjes zo ver dat ze verhuizen als niet ten minste 50 procent van de buren een andere kleur heeft? Hoe zetten we een voorkeur voor gelijkgekleurden, om in een voorkeur voor andersgekleurden?
In tegenstelling tot mijn vader ben ik een rasoptimist. Al vraagt het om nieuwe denkwegen, veel durf, doorzettingsvermogen en ongebreidelde creativiteit, ik denk dat deze vragen te beantwoorden zijn. En trouwens, uiteindelijk zijn het maar computersimulaties, toch?

Growing Artificial Societies

dinsdag 8 juni 2010

Victor Lamme heeft een vrije wil

Ik kan u verzekeren dat Victor Lamme een vrije wil heeft. Zelf is hij daar klaarblijkelijk minder van overtuigd, getuige de titel van zijn laatste boek: De vrije wil bestaat niet: Over wie er nu echt de baas is in het brein. Iedereen die op de hoogte denkt te zijn van het functioneren van de menselijke geest, moet dit boek lezen. Het bevat een helder geschreven en vermakelijk overzicht van alle bizarre neurologische vondsten en experimenten uit de afgelopen anderhalve eeuw. Daaruit blijkt overduidelijk het failliet van het naïeve idee waarmee we de moderne tijd begonnen, het idee dat lichaam en geest twee onderscheiden substanties zijn. En daarmee is ook het idee verworpen dat de menselijke geest buiten de reguliere natuurwetten staat, en onafhankelijk van die natuurwetten beslissingen zou kunnen nemen.

Overigens ken ik nog maar weinig weldenkende mensen die twijfelen aan het feit dat het functioneren van onze hersenen, ons lijf en de ons omringende wereld onderworpen is aan natuurwetten, net zoals het functioneren van onze geest, ons bewustzijn en onze vrije wil. Lamme licht er in dit verband drie hoofdzaken uit. Ten eerste laat hij zien dat we meer door de wereld buiten ons worden beïnvloed dan we denken. In de meest extreme gevallen leidt dat tot environmental dependency (omgevingsafhankelijkheid), een toestand waarin het handelen uitsluitend door de directe omgeving wordt bepaald. Een man die automatisch alle brillen die hij ziet liggen oppakt en opzet. En die alle kammen in zijn blikveld door zijn haar haalt. Gelukkig kunnen de meesten van ons dergelijke neigingen onderdrukken, zodat we niet voortdurend met vreemde leesbrillen op onze neus zitten. Maar stiekem lijden wij toch allemaal aan een mildere vorm van deze omgevingsafhankelijkheid. Zonder dat we het opmerken bepaalt de ons omringende omgeving ons handelen. Hebben we werkelijk zin in een broodje kaas, of is het een gevolg van het soapsterretje op televisie dat met de kaasschaaf in haar hand vertelde dat haar beste vriendin het met haar man had gedaan?
Uiteraard verhaalt Lamme daarnaast van de experimenten van Benjamin Libet. Daaruit blijkt dat ons bewustzijn nogal achter de beslissende hersenactiviteit aan hobbelt. De “bewuste” keuzes die iemand gaat maken zijn in sommige gevallen meer dan zes seconden voordat het tot de proefpersoon doordringt, af te lezen aan zijn hersenactiviteit. “Daden volgen niet onze gedachten. Het is precies andersom,” schrijft Lamme. En hij heeft gelijk.
Tenslotte legt Lamme uit dat we slechts minimaal inzicht hebben in de oorzaken van ons gedrag. In de hersenen bevindt zich een babbelbox die mooie verhalen ophoest telkens wanneer we om een rechtvaardiging voor een handeling verlegen zitten. De kwaliteit van die verhalen is vooral dat ze sociaal acceptabel zijn, maar niet dat ze inzicht geven in de daadwerkelijke oorzaken.
Kortom, de vrije wil is een illusie. Een mooie illusie, misschien zelfs een nuttige illusie, maar een illusie. Aldus Lamme.

Stel, ten overstaan van een publiek discussieer ik met iemand over de vraag of het verantwoord is om een vliegvakantie te boeken. Op zo’n moment wil ik dat de argumenten uit mijn mond rollen, zonder dat ik iedere keer bewust over mijn woorden hoef na te denken. Ik wil ook dat mijn argumenten precies zijn afgestemd op dat wat mijn tegenstander zegt. En ik wil dat mijn argumenten een goede rechtvaardiging vormen voor mijn standpunt: als je wat aan het milieu wilt doen, ga dan nooit meer op vliegvakantie. Kortom, ik wil een hoge mate van omgevingsafhankelijkheid, een goed functionerende babbelbox en een brein dat minstens zes seconden voorloopt op mijn bewustzijn en mijn mond. Maar wil dit nu zeggen dat ik dan afstand doe van mijn vrije wil?
De denkfout van Victor Lamme is dat hij teveel waarde toekent aan het bewustzijn. Laat ik even heel duidelijk zijn. Ik ben het met Lamme eens dat onze geest volledig aan natuurwetten onderworpen is, en ik ben het met hem eens dat ons bewustzijn achter ons handelen aan hobbelt. Maar om daaruit te concluderen dat de wil niet vrij is, moet je de wil als een aspect van het bewustzijn zien. Het idee dat het bewustzijn en het ik (of het zelf) samenvallen is een restje naïef Cartesianisme waar Lamme prima zonder kan. Ik denk dat Lamme overtuigend heeft aangetoond dat als we de wil in het bewustzijn plaatsen, dat we dan geen vrije wil hebben. Maar hoe zit het met het alternatief? Wat als we de vrije wil gewoon opvatten als de mogelijkheid van een organisme om dat te toen wat goed voor hem is?
De wil is niets anders dan de kunst van een organisme om daar waar het profijtelijk is de buitenwereld uit te buiten en daar waar het nodig is de buitenwereld buiten te sluiten. In de loop van ons mensenleven leren de meesten van ons hierin een balans te vinden die werkt, die leidt tot een leven dat voldoening schenkt. Soms zijn we ons van het zoeken naar die balans bewust, soms maken anderen ons op onze onbalans attent, vaak ontgaat ons het hele proces. En, naarmate we er beter in slagen die balans te vinden, wordt onze wil vrijer. Bewustzijn is een prettig aspect van die balans, maar zeker niet het belangrijkste aspect. De vrije wil bestaat wel, maar moet, net als het zelf, zeker niet exclusief in dat bewustzijn worden gezocht.
Als Victor Lamme zich dus wat minder had laten meeslepen door het Cartesianisme van onze tijd, en de vrije wil niet klakkeloos in het bewustzijn geplaatst, dan had hij nog inventiever en intelligenter tegen hersenen en gedrag aangekeken. Maar ja, mag ik hem dat teveel aan omgevingsafhankelijkheid verwijten?

Lees ook:

Vrije wil bestaat niet

dinsdag 1 juni 2010

Welkom in Youtopia

In Welkom in Youtopia beschrijft Menno van der Veen de wereld van de Youtopisten.
Youtopisten zijn mensen die leven in een door henzelf gesponnen cocon. Ze praktiseren de maakbaarheid van het egocentrische leven. Youtopisten zijn de alfa en omega van hun cocon, en verzamelen in hun nest alle en uitsluitend die elementen waarmee zij zichzelf kunnen verwerkelijken of verrijken. Youtopisten zijn niet noodzakelijk egoïsten. Maar het zorgen voor anderen gebeurt slechts als het bijdraagt aan het eigen welbevinden. Van opoffering kan dus geen sprake zijn. De buitenwereld dwingt het gedrag van Youtopisten niet af, de buitenwereld is slechts het decor waartegen het zelfgeregisseerde leven van de Youtopist zich afspeelt.
Wellicht bent u in de veronderstelling dat Youtopia en de Youtopisten iets met nieuwe media of technologie (Youtube) hebben te maken. Laat ik u direct geruststellen: dat is niet zo. Volgens Van der Veen vormen de Youtopisten een normale (zij het enigszins elitaire) maatschappelijke klasse. Naast egocentrisme is de meest in het oog springende eigenschap van de leden van deze klasse dat ze met het grootste gemak van rol wisselen, en zich met geen enkele positie diep vereenzelvigen:
Carrièretijger, voetballer, geëngageerd burger, loverman. Zakenvrouw, fitnessjunk, praktisch idealist, discobabe. Hoeveel persoonlijkheden heb je precies? Of beter, hoeveel rollen weet je overtuigend te spelen?
Youtopisten willen zich niet vereenzelvigen met één rol. Ze ontlenen hun identiteit niet aan dienstjaren, religie of de strepen op een uniform. Als ze hun uniform, doktersjas of kostuum uittrekken, zijn ze andere mensen.
[Pagina 41]
In dit citaat komt de subtiele, maar alles doordringende denkfout van Van der Veen duidelijk aan het licht. Hij verzuimt de termen persoonlijkheid en rol helder te onderscheiden. Daarom zal ik hier het verschil tussen deze termen uiteenzetten, alvorens het betoog van Van der Veen te wegen.

Een actrice speelt rollen. Als Carice na een dag hard werken van de set stapt, zich afschminkt en haar alledaagse klofje aantrekt, dan is ze gewoon weer Carice van Houten. De rol die ze aannam is verdwenen, en ze wordt weer degene die ze ’s ochtends was voordat ze zich liet omkleden en schminken. De rollen die Carice speelt, zijn niet meer dan kostuums die ze aan en uit kan trekken. Naar dit type rollen verwijst Van der Veen in het bovenstaande citaat. Dit zijn de rollen waarachter een andere, waarachtigere, authentiekere persoonlijkheid schuilgaat.
Dit type rol is echter niet te vergelijken met de verschillende persoonlijkheden die iemand kan hebben. Het zelf wordt gevormd door de verzameling posities die een persoon kan innemen. Het zelf is dus een verzameling inherent waarachtige persoonlijkheden, en geen verzameling maskers. Achter die persoonlijkheden gaat niet nog eens een essentiële of echte of diepe of authentieke persoonlijkheid schuil. De zakenvrouw, fitnessjunk, praktisch idealist en discobabe zijn geen rollen van een diepere persoonlijkheid, maar aspecten van een en dezelfde persoon. Facetten van dezelfde groeibriljant, om maar eens een positiever beeld te gebruiken. Youtopisten slijpen zichzelf totdat ze schitteren in een omgeving van doffe mensen die hun persoonlijkheid nemen zoals ze die in beginsel aantreffen, en daar hoogstens wat rolletjes aan op hangen.
Van der Veen combineert psychologisch essentialisme met Platoons/Kantiaanse maatschappijkritiek, en daardoor slaat hij de plank mis. Zijn belangrijkste conclusie is dat de cocons van de Youtopisten onderling en in breder maatschappelijk verband onverenigbaar kunnen zijn, omdat in iedere cocon een specifieke maatstaf voor goed en kwaad, mooi en lelijk, van kracht is. Wat Van der Veen hierbij over het hoofd ziet is dat een Youtopist met als facet, bijvoorbeeld, een praktisch idealist, gedwongen is haar handelen in dat facet in overeenstemming te brengen met de groep waar zij deel vanuit wil maken. Hetzelfde geldt al voor een fitnessjunk die deelneemt aan een bewegingsklasje. Het innemen van diverse posities in de intermenselijke wereld, leidt tot het bijslijpen van persoonlijkheidsfacetten. Niet de essentiële persoon hoort centraal te staan, maar de facetten die in verschillende omstandigheden het invallende licht verschillend reflecteren.

Welkom in Youtopia eindigt zeer zwak. Iedereen kan bedenken dat je opsluiten in een cocon niet de meest vruchtbare maatschappelijke houding is. Iedereen begrijpt dat je je, als je uit je cocon komt, zult moeten aanpassen aan anderen. Iedereen snapt dat het fanatisme waarmee je in je dromen de wereld wilt verbeteren in werkelijkheid wel eens contraproductief kan zijn. Van der Veen beschrijft deze triviale punten omslachtig door drie groepen te onderscheiden: Producenten, Youtopisten en Amateurs. Na deze groepen uitgebreid te hebben omschreven en geduid, trekt Van der Veen in hoogdravende filosofentaal conclusies die we in de omgangstaal als open deuren terzijde zouden leggen. Zo bevolken Producenten, Youtopisten en Amateurs vooral de cocon van Van der Veen. Daarbuiten zullen ze weinig waarde hebben.

De toekomstloze mens