zaterdag 20 juni 2009

Metaforen en Fabeltjes

Afgelopen zaterdagavond (13 juni 2009), tijdens de Nacht van Kunst en Wetenschap in Groningen, sprak filosoof Bas Haring over zijn stijl van schrijven. Samen met mijn zoons zat ik op de eerste rij. Haring stelde een vrolijk voorbeeld centraal uit zijn verrukkelijke werkje Kaas en de evolutietheorie. Dit boekje wordt in Vlaanderen op de universiteit gebruikt. Volkomen terecht, lijkt mij. Kaas biedt een uitstekende inleiding op de altijd onderschatte briljante kronkels en valkuilen van de evolutietheorie. Verplichte kost dus, samen met The Selfish Gene van Richard Dawkins.
Het voorbeeld uit Kaas dat Haring besprak betrof de konijnen in de Flevopolder. Hoe zijn konijnen in de Flevopolder terecht gekomen? Er waren al konijnen in de Flevopolder voordat het nieuwe land via bruggen en wegen met het oude land verbonden was. Dus ze zijn in ieder geval niet komen lopen. Haring schrijft:

Zou iemand expres konijnen hebben losgelaten? Waarschijnlijk niet. […] Hoe zijn de konijnen er dan gekomen? Ze zijn gezwommen! Flevoland ligt maar een paar kilometer van het vasteland en dat stukje kan een konijn nog wel zwemmen.
[...] Hoogstwaarschijnlijk springen konijnen al eeuwen af en toe op hoop van zegen in het water en doen ze dat nog steeds.[…] heel soms heeft een konijn geluk en belandt hij op bijvoorbeeld Flevoland.

Daar belandt hij dan samen met een vrouwtje dat ook geluk heeft gehad. De twee vinden elkaar en de Flevose konijnen populatie is geboren. Toch blijft het knagen, want waarom zouden konijnen gaan zwemmen, en zo’n stuk gaan zwemmen? Zijn ze net zo avontuurlijk aangelegd als onze Polynesische neven en nichten? Een konijn is toch geen dier dat puur voor de lol een paar kilometer de kust uit zwemt om te kijken of daar iets te doen is? Konijnen konden de Flevopolder zien noch ruiken. Dus wat maakt doorgaans zorgeloos rondhuppelende konijntjes tot watertrappelende rammelaars en voedsters?

Waarom zou een konijn een sprong in het koude en onbekende wagen als hij een heerlijk rustig leventje leidt, met voldoende gras te eten? Omdat hij helemaal geen rustig leventje leidt met voldoende gras te eten! Nee, voor konijnen is het leven zwaar. Radeloos en met honger van een paar dagen wil je dan wel een sprong in het diepe wagen.

Afgelopen zaterdag biechtte Haring op dat de deze verklaring uit Kaas niet klopt. Als konijnen zo nu en dan van de Veluwe door het water naar de Flevopolder oversteken, dan moeten er nog steeds konijnen zwemmend aankomen. Het genetisch materiaal van deze waterkonijnen vermengt zich met de rest van de Flevopopulatie, zodat de variatie in de Flevopolder ongeveer net zo groot moet zijn als de variatie op de Veluwe. Maar, zo blijkt uit onderzoek, de genetische variatie binnen de konijnenpopulatie in de Flevopolder is erg klein. Zo klein dat de ‘overzwem’-theorie niet kan kloppen.
Volgens Haring doet dit er echter niet toe voor het boek. In Kaas gaat het om de denkwijze. Het verhaal van de Weissmüller konijnen is een metafoor, met als doel de lezer een ingang te verschaffen in de wijze waarop binnen evolutietheorie wordt nagedacht over dit soort zaken.
Dat metaforen een uitstekend didactisch middel zijn kan ik alleen maar beamen, alhoewel ik mijn twijfels heb bij de term metafoor. Ooit, in klas vijf van de lagere school, heb ik de evolutietheorie uitgelegd aan de hand van een verhaal over rondjes die in een land leven dat meer geschikt is voor vierkantjes. Maar natuurlijk zijn niet alle rondjes perfect rond, sommige zijn ietsje hoekig en die doen het dus iets beter dan hun perfecte soortgenoten, enzovoort. Een verhaal kan onzinnig zijn, onwaar zijn, en juist daardoor de gedachtelijn perfect weergeven. (Een mooi recent wetenschappelijk voorbeeld wordt gevormd door de Tarbutniks van Jablonka.)
Maar als een gedachtelijn betrekking heeft op een stand van zaken in de werkelijkheid, dan moeten de feiten wél kloppen. Haring gebruikt de konijnen uit de Flevopolder om aannemelijk te maken dat alle planten en dieren feitelijk een zwaar leven hebben.

Misschien denk je dat het in ons land wel mee zal vallen met dat zware leven in de natuur. Het ziet er allemaal zo vredig uit: musje hier , konijntje daar; niks geen harde strijd op leven en dood. Maar het zal je nog vies tegenvallen. Neem nou weer die konijntjes.

Als je wilt aantonen dat het leven in de natuur feitelijk zwaar is, dan moet je je baseren op feiten (of extreem postmodernist worden). Als konijnen feitelijk regelmatig de oversteek wagen, dan zou dat inderdaad een aanwijzing kunnen zijn voor de zwaarte van hun bestaan. Maar nu blijkt dat konijnen nooit de oversteek wagen, en er waarschijnlijk in eerste instantie door een stel onverlaten zijn neergepoot, dan pleit dat eerder voor het beeld van een uiterst comfortabel bestaan op de Veluwe. Sterker nog, als de variatie binnen de Flevopolder nu nog steeds veel kleiner is dan die op de Veluwe, dan nemen konijntjes dus niet eens de moeite om de brug over te lopen. Konijntjes blijven zitten waar ze zitten omdat het er zo fijn en gezellig is.
Stel je bent konijn, en stel verder even dat je een stoere rammelaar bent. Dan is het zaak om erbovenop te zitten. Voor je het weet ben je een vruchtbare voedster misgelopen, en als dat te vaak gebeurt zal de familielijn bij jou eindigen. Dus haal je het niet in je hoofd om een paar kilometer te gaan zwemmen, hoe zwaar het leven ook is. Het is beter om je uitgehongerd en met je laatste krachten op een voedstertje te werpen, dan om aan te tonen dat de triathlon ook weggelegd is voor konijnen. Hieruit kunt u overigens terecht afleiden dat als er al zwemmende konijnen zijn geweest, dit hoogstwaarschijnlijk net bevruchte voedsters waren, op zoek naar betere tijden voor hun kroost.
Konijnen veroveren de wereld stukje bij beetje, de vrouwtjes voorop, de mannetjes erachteraan. Zolang het maar gezellig blijft.
Als het over feiten gaat mogen metaforen geen fabeltjes worden. Daarom moet Haring het voorbeeld van de Flevo konijnen herzien. Of, lees Kaas en de Evolutietheorie en bedenk zelf een goed voorbeeld ter ondersteuning van het feit dat het leven in de natuur zwaar is.

Kaas en de evolutietheorie

De zelfzuchtige genen


Geen opmerkingen: