dinsdag 25 november 2008

De kleinst mogelijke oorzaak

Laten we, om te kijken waar we dan argumentatietechnisch toe gedwongen zijn, eens aan Thomas van Aquino toegeven dat “als er geen eerste oorzaak is, dan is er ook geen uiteindelijk doel, noch zijn er tussenliggende oorzaken. Daarom is het noodzakelijk om een eerste oorzaak te veronderstellen, die door iedereen God wordt genoemd.” De onbewogen Beweger van Aristoteles. Uiteraard zou iemand onmiddellijk kunnen tegen werpen dat het begrip oorzaak voorafgaand in de tijd impliceert, en dat er nu eenmaal niets aan het tijdstip nul vooraf kan gaan en dat God dus ook nooit de oorzaak van het begin kan zijn… of zoiets. Maar vandaag doen we dat niet. Vandaag verklaren we plechtig: “Ook de Big Bang moet een oorzaak hebben, en het is heel logisch dat we die oorzaak God noemen.”
Wat kunnen we dan over de oorzaak van de Big Bang zeggen? In ieder geval dus één ding, de oorzaak heet God. Maar verder? Mensen die God als oorzaak van de Big Bang poneren gaan er steevast vanuit dat die God zeer groot moet zijn. Dat is wonderlijk. Waarom zou de oorzaak van iets groots nog groter moeten zijn? Iedere kettingreactie bewijst het tegendeel. Iedere wereldoorlog bewijst het tegendeel. Gekke-koeien-ziekte bewijst het tegendeel. Minieme oorzaken kunnen reusachtige gevolgen hebben.
Het idee dat een oorzaak alle eigenschappen van het gevolg al in zich moet hebben is een oud en hardnekkig misverstand. Verscheidene denkers uit alle tijden gaan er vanuit dat een oorzaak het gevolg als het ware moet omvatten. Gekke-koeien-ziekte kan dus niet een gevolg zijn van een prion, maar moet het gevolg zijn van iets dat veel groter is, de doorgeslagen consumptie maatschappij, bijvoorbeeld. Een wereldoorlog ontstaat doordat de totale wereld in onbalans is, niet door een onbetekenend incident. Een kettingreactie is het vrijkomen van in een moeizaam proces gestolde energie. En de kredietcrisis is het gevolg van enkele fundamentele, grove fouten in ons geglobaliseerde economische bestel.
Uit deze logica volgt dat als een gevolg groot is, de oorzaak nog groter moet zijn. In het volgende fragment uit Pauw en Witteman illustreert Johan Huibers deze denkwijze op voortreffelijke wijze. Op een gegeven moment vertelt hij hoe klein de zon is (terwijl we die al zo groot vinden). Hij vertelt daarna dat er sterren zijn die nog veel groter zijn dan de zon. Hij had ook kunnen vertellen dat het heelal zo’n 13 miljard lichtjaar in doorsnee is (maar dan was hij waarschijnlijk in de clinch gekomen met zijn geloof dat zegt dat het heelal slechts zesduizend jaar oud is, en hoe kan licht dan 13 miljard jaar onderweg zijn geweest?). Het wonderlijke is dat hij daarna zegt dat we ons dus niet kunnen voorstellen hoe groot God is.



Maar dat is vreemd. Waarom zou de grootte van God samenhangen met de grootte van het universum? Toch alleen als je veronderstelt dat een oorzaak groter moet zijn dan het gevolg? Maar wie dwingt ons tot dat uitgangspunt?
Ik stel daarom het volgende antwoord voor op de vraag van Aquino naar de oorzaak van de Big Bang: “Je hebt gelijk, Thomas. Iets moet de Big Bang hebben veroorzaakt. Aangezien het heelal steeds verder uitdijt, en dus klein begonnen moet zijn, moet die oorzaak iets heel kleins, iets maximaal miniems zijn, iets echt onvoorstelbaar kleins en onvoorstelbaar onbetekenends. Zo onvoorstelbaar dat je het het best Infinitisimaal kan noemen, of God zoals jij zegt. God is dan de kleinst mogelijk denkbare oorzaak van de Big Bang. Weet je… het zou eigenlijk helemaal niet verwonderlijk zijn als Hij binnenkort in Genève wordt herontdekt.”

NEE Creationisme - JA Darwin
Stichting Ark van Noach

1 opmerking:

Jan Willem zei

Ronald, die kleinheid van de veronderstelde oorzaak van de Big Bang lijkt me makkelijk te verdedigen, maar onbetekenend?
Het echte probleem waar ik mee zit is me iets voor te stellen dat vooraf gaat aan het begin van de tijd t < 0 (imaginair in de wiskunde?).

JW